Deel 6 - roadtrip Kroatië
- annicklauwers

- 30 jul 2021
- 2 minuten om te lezen
Mijn lichaam is geradbraakt, het vel geschraapt van mijn linkervoet. Mijn rechtse kleine teen is dik gekneusd. Mijn linkse scheen heeft een blauwe bult. Net zo de onderkant van mijn kin : paars én dik. Ik moet duidelijk nog oefenen om een geweldige bootmadam te worden.
Mijn eerste kwetsuur, de gedeeltelijk gevilde voet, krijg ik, wanneer ik halsoverkop van de boot in ondiep water spring. Bij onze eerste stop wil de motor niet meteen starten. Het anker is reeds ingehaald, de boot drijft richting rotsen terwijl Erik als een gek aan het startkoord trekt. Ik klauter op het achtersteven, spring overboord, ga kopje onder, grabbel één van onze fenders vast, begin te zwemmen en trekken en red ons van vastlopen en een crash. Bij het springen schuurt mijn linkervoet langs een rots. Zout ontsmet.
Een reddingsactie van de buurman, eigenaar van het zeiljacht dat we eveneens bijna frontaal raken, heeft geen resultaat. De motor geeft nul. Erik krijgt het warm, ik hang nog steeds aan de fender, te trappelen. Ineens, bij trekpoging éénenzeventig, hoor ik gepruttel. Hij start, alsof er nooit iets aan de hand geweest is.
Erik gooit de ladder overboord. Ik klim aan boord. Tenminste, dat is de bedoeling. Terwijl Erik zijn best doet onze boot weg te sturen van de rotsen, haakt mijn rechtervoet achter het touw dat de ladder verbindt met de boot. Ik duik voorover, in de boot, op mijn kin, mijn schenen op de scheepsrand. Rondom ons liggen zeker vijf giga jachten met mooie, praktische ladders te kijken. Ik krabbel recht. Elegant is zelfs niet aan de orde.
Erik heeft in zijn scheepvaart mijn manoeuvre compleet aan zich voorbij laten gaan. ‘Hé, bloed jij?’ Ik tril een paar minuten de bibbers uit mijn lijf. We gaan lunchen in Bobovsca. De perfecte troost. Ik voel de bult onder mijn kin groeien. Mijn voet is gestopt met bloeden. Het is helemaal niet zo erg, maar geen vel meer is natuurlijk geen vel meer.
Toch even laten weten dat onze motor het ondertussen weer geweldig doet. Alsof er nooit een vuiltje aan de lucht geweest is. We tuffen golf op, golf af richting overkant baai. We zien een wolk in de lucht. Waar rook is, is meestal vuur. Erik : Dat is vlakbij ons hotel. Ik reageer niet. Beter de hoop hoog houden. Het is dus zo één van die dagen. Alles loopt geweldig.
We gaan de bocht om. Het is inderdaad vlakbij ons hotel. Ik schat vijfhonderd meter. Misschien een kilometer. Met de wind in de juiste richting. Een helicopter arriveert op hetzelfde moment. We zien nieuwe vuurhaarden ontstaan. Vlammen flakkeren gemakkelijk zeven meter hoog. Twee blusvliegtuigen worden bij aankomst op applaus onthaald. Boven en naast onze hoofden wordt water geschept, gezogen en gelost.
Een uur later en de haarden zijn gedoofd. Onze vuile was is van verbranding gered. Ik stoot in alle tumult mijn kleine teen aan de roeispaan. Maar deze kwetsuur staat niet in verhouding tot het heldendom dat in de lucht gepleegd wordt. Ik slik dus netjes mijn gejammer in. We bellen Ivan. Tuffen de haven in. En zakken neer bij Caffe Bar VOX. We hebben vandaag, op onze laatste dag alle mojito’s van de wereld verdiend!




























Opmerkingen